Sandro Botticelli was niets minder dan een genie. De Florentijn leefde in de tweede helft van de 15e eeuw onder de vleugels van de Lorenzo de’ Medici, die hem steunde en alle ruimte gaf zijn artistieke zelf te ontwikkelen. En wat een broeinest van creatieve geesten was die tijd: grootheden als Leonardo Da Vinci, Michelangelo Buonarroti, Andrea del Verrocchio en eerder ook Donatello vormden het culturele middelpunt van de Florentijnse samenleving. Voorbij waren de middeleeuwen, een nieuwe tijd was aangebroken. Een tijd waarin niet god maar de mens veel meer centraal stond. En Botticelli die wist daar wel raad mee, niet in het minst te danken aan de mooiste vrouw van die tijd: Simonetta Cattaneo Vespucci. Hij was dolverliefd op haar maar ze was onbereikbaar, want getrouwd en tsja, dat was onhandig.
Simonetta Vespucci was getrouwd met een neef van de grote ontdekkingsreiziger Amerigo en werd in Florence dus onderdeel van een rijke familie met aanzien. Aanzien (of vooral bekijks) had ze zeker, want ze was naar verluidt bloedmooi. Botticelli maakte haar tot zijn muze: hij vereeuwigde haar in talloze werken. Zo is zijn beroemdste werk (de Geboorte van Venus) vooral bekend door de beeltenis van Simonetta als Venus. Maar ook in de Primavera geeft ze acte de présence. Zelfs na haar (veel te) vroege dood op 23-jarige leeftijd blijft hij haar prachtige gezicht gebruiken in zijn schilderijen.
Dit werk is gemaakt toen ze nog in leven was. Na veel gezeur, lang vragen en veel, heel veel gesmeek lukte hem het schier onmogelijke: hij kreeg Simonetta zover om voor hem te poseren. En niet zomaar: net als bij de Geboorte van Venus staat zij model als Venus, de godin van de Liefde en de Schoonheid. Kun je je voorstellen wat dit met hem heeft gedaan: de mooiste vrouw van de wereld waar de halve stad een oogje (op zijn minst) op had, was eindelijk zijn levensechte model. Een schilder die zijn platonische muze vlak voor zich heeft, in levenden lijve.
Er was in die tijd – naast dus half Florence, zelfs tot over de Arno – nog iemand die nogal verkikkerd op Simonetta was en die was niet halfslachtig in het openbaar verkondigen daarvan: het was Giuliano de’ Medici, de jongere broer van Lorenzo, dus eigenlijk de Broer van de Baas. Giuliano, niet geremd door het juk van het Baas-zijn, kon in de luwte van zijn broer genieten van wel de lusten en niet de lasten van het De’ Medici-zijn. Dat het hem in 1478 zijn leven kostte, laat ik voor het romantische van dit verhaal even buiten beschouwing. Maar Giuliano was zo verliefd en zo machtig, dat hij niet kon leven met een Nee van Simonetta. In het openbaar was natuurlijk not done, dus schijnbaar hadden Giuliano en Simonetta wel een affaire buiten het huwelijk om.
Terug naar het schilderij: we zien links Simonetta als Venus en rechts, jawel hoor, Giuliano de’ Medici als Mars, de god van de Oorlog (en mannelijkheid). Botticelli legt Venus en Mars vast, nét na de seks. Venus is wakker en alert, Mars is, zoals wel vaker als mannelijke eigenschap, moe na de seks. Zelfs de spelende satyrs kunnen hem niet wekken, zelfs niet met typische symbolen voor seks als de lans en de schelp. Het symboliseert de overwinning van Liefde over Oorlog: love conquers all, Amor vincit Omnia.
Dat na al die eeuwen zowel dit motto als de personificatie van Simonetta nog voortleeft, is eigenlijk niets anders dan mooi.
Leuk detail: de wens van Sandro Botticelli om na zijn dood te worden begraven in dezelfde kerk als zijn muze kwam uit: hun graven, net als dat van Amerigo Vespucci, zijn te zien in de Ognissanti-kerk van Florence.
Wil je dit in het echt zien? Ga naar de National Gallery in Londen.